Het echte taboe is niet de prijs van eten, maar de weigering om het duistere hart van het neoliberalisme onder ogen te zien

2030. Premier Carolyn Steel is te gast bij The Food Programme van de BBC. Het Verenigd Koninkrijk is na tumultueuze jaren omgevormd tot Sitopia, een land waar eten aan de basis ligt van het overheidsbeleid, zoals het aan de basis van ieders dagelijks leven ligt. Na een donkere periode van plagen, pandemieën, klimaatcrisis, ongelijkheid, obesitas én voedselschaarste tjilpen merels in de boomgaarden rond Downing Street. In schooltuinen en -keukens zijn leerlingen bezig. Moestuinen en boerenmarkten op voormalige parkeerplaatsen hebben de bewoners teruggelokt die sinds Covid-19 de stad hadden verlaten. Ze kunnen nu een boterham verdienen met voedselproductie, met meer voldoening dan vroeger op kantoor.

Het was een slimme uitzending van de BBC in 2020. Door te fantaseren hoe het VK er met Carolyn Steel als premier over tien jaar uit zou zien, kwam het beloofde land van de Britse voedselschrijver in een halfuur tot leven. Dit voorjaar verscheen Wat gaan we eten?, de Nederlandse vertaling van Sitopia, naar het Griekse sitos (voedsel) en topos (plaats).

Kijk door de lens van voedsel, betoogt Steel, en je kunt alle catastrofes van de wereld aanpakken. Wat is een goed leven, wat is goed eten? Daar beginnen alle antwoorden. Van Adam en Eva – veganisten in een fruitarisch paradijs – fladdert ze via Robert Malthus en Virginia Woolf naar Epicurus. De Griekse levensgenieter was helemaal niet zo’n fijnproever als vaak gedacht wordt. ‘Niets is genoeg voor wie genoeg te weinig is’, zei Epicurus, die gelukkig kon worden van een stuk brood en een beker water. ‘Maar ja, hij had dan ook nooit een iPad gezien’, voegt Steel er droog aan toe, om haar weerzin tegen hersenloos consumentisme niet al te bitter te serveren.


Lees ook: ‘Kweek je eigen voedsel, het heeft waarde’

We hebben de teelt, de oogst, de handel en de bereiding van ons voedsel uit handen gegeven aan de industrie en de wereldmarkt, beschrijft Steel. We hoeven het alleen nog maar in onze mond te stoppen. Alles is te koop, maar we kunnen en we weten niets meer. Voedsel leren waarderen en begrijpen is de beste kans om het evenwicht terug te vinden. Van consumeren naar cultiveren, zelf bezig zijn met je voedsel. Al heb je maar één tomatenplant in de vensterbank. Dat dóet iets.

Voor de elite

Goedkoop eten bestaat niet, ergens wordt de prijs betaald. En als critici zeggen dat lokaal, duurzaam eten voor de elite is, maken ze een denkfout, volgens Steel. Zelfs in de rijkste landen leven mensen onder de armoedegrens (het woord breadline sneuvelde in de vertaling). Het echte taboe is niet de prijs van eten, zegt ze, maar de weigering om het duistere hart van het neoliberalisme onder ogen te zien.

‘De ironie wil dat de oplossing in het probleem zelf besloten ligt: als we voedsel werkelijk naar waarde gaan schatten, kunnen we miljoenen banen creëren die velen een uitweg uit de armoede bieden.’ En om meteen maar het nostalgie-verwijt te pareren: dat is geen stap terug in de tijd, ‘niemand heeft ooit beweerd dat we alles moeten doen zonder technologie te benutten […] wat we nodig hebben is een nieuwe vorm van partnerschap tussen mensen en technologie.’ Sitopia is een toekomstdroom, maar veel gebeurt al, zegt ze. Kijk naar de Slow Food-beweging of naar de opkomst van biologische maaltijdboxen, kleine brouwerijen en boerencoöperaties.

Steel is architect en in haar vorige boek, The Hungry City (2008), beschreef ze al hoe voedsel door de eeuwen heen steden heeft vormgegeven. In moderne steden is het telen en het maken van eten onzichtbaar geworden. Het platteland is een stedelijk bedenksel, het bestaat bij de gratie van de stad. De boeren zijn naar buiten geduwd, maar zonder stedelingen kunnen ze niet. In Steels Sitopia komen tuinderijen, kippen en varkens terug in de stad. Wat niet ín de stad kan, komt aan de randen. Wat je daar niet kunt verbouwen, haal je verderop in het land, alleen wat niet groeit waar je woont, importeer je nog. Stad en land grijpen in elkaar als bij de lommerrijke stad die Ambrogio Lorenzetti in 1338 schilderde. Of zoals architecten van de wijk Oosterwold in Almere voor ogen hadden.

Steel noemt die ecowijk als voorbeeld, waarschijnlijk zonder te weten dat de eerste barsten in de collectieve droom daar al zichtbaar zijn. De huizen zijn alleen betaalbaar voor de rijken, de hoveniers nemen het werk over van bewoners die ’s ochtends in hun Tesla naar kantoor rijden en op de terugweg boodschappen doen bij de nieuwe Lidl.

Sitopia is dus vooral een utopia, waarmee Carolyn Steel makkelijk kan worden weggezet als romantisch. Geprivilegieerd. Links. Elitair. En weinig realistisch, want denkt ze nou echt dat we kunnen leven van onze buurtmoestuin? Maar zelfs als je niet van plan bent je parkeerplaats op te geven voor een appelboom zijn Steels ambities, haar voorstellingsvermogen en haar filosofische en cultuurhistorische beschrijvingen prikkelend genoeg om rond te dolen in de stad die ze schetst, de wereld waarin ze wil leven. En je kunt er vast een kop koffie krijgen.

Robuuste landbouw

Ook voor voedselfilosoof Michiel Korthals is voedsel het draaipunt: voor mensen, dieren en planten. Voor water, lucht en steen. Wat we nodig hebben is meer kennis, waardering en plezier. In de tuin, in de keuken en aan tafel. In Eetbare Natuur, het vervolg op Goed eten (2018), over de plicht om bewuster te eten, pleit hij voor een ‘robuuste landbouw’, als tegenhanger van hoogtechnologische, intensieve, efficiënte voedselproductie. Trefwoorden: lokaal, minder kunstmest en pesticiden, beter bodembeheer. ‘Boeren moeten denken als wormen.’


Lees ook:‘Een ondoordachte maaltijd is niet de moeite waard’

Zijn visie is verwant aan die van Steel, maar zijn toon is driftiger, Korthals’ geduld begint op te raken. Misschien daardoor lijken sommige gedachten in deze bundel van vaak eerder gepubliceerde (opinie)stukken wat haastig uitgewerkt. Eetbare natuur leest vooral als een pamflet.

Korthals nuanceert het succes van de Nederlandse landbouw. ‘Nederland is geen wereldspeler en voedt niet de wereld.’ De exportcijfers worden verkeerd gelezen. Nederland voert vooral door en levert maar 0,4 procent van de wereldproductie. De VS, China en Brazilië en grote multinationals bepalen de prijzen, ‘terwijl Nederland wel volgepropt zit met landbouwhuisdieren en hun uitstoot’.

Hij hekelt de toon van zijn opponenten, de ecomodernisten, die wat hem betreft te veel hun hoop vestigen op technologische innovaties. De publicisten en wetenschappers die hem ‘onderuit proberen te halen’ en ‘belachelijk maken’ noemt hij bij naam. En hij vraagt zich af: ‘Moeten we met iedereen en alles samenwerken, ook met de mensen die voortdurend negatief reageren of zelfs verandering van landbouw en voeding saboteren?’

Toch is samenwerking onontbeerlijk, stelt Korthals, en neemt een diepe duik in het begrip ‘co-evolutie’. Niet competitie, maar samenwerking en symbiose vormen de basis van al het aardse leven. Het antropocentrisme maakt mensen blind voor al die interacties, schrijft Korthals, in een filosofische denkstroom waarin je als lezer soms even kopje onder gaat.

Gelukkig zit er ook klei onder de zolen van Korthals. Hij maakt een rondgang langs nieuwe boeren, innovatieve wetenschappers, voedselwethouders en betrokken consumenten. En hij duikt in zijn eigen tuin. Boerenkool plukken, de stokbonen zien bloeien, koken voor vrienden, dat zijn dingen die hoop en zin geven. En anders is er altijd nog het gedicht ‘Maaltijd’ van Rutger Kopland.

212 snackbars

Boer zoekt vrouw / en ze heet moeder aarde. Dat is dan weer geen Kopland, maar Alexis de Roode, en hij wordt geciteerd in Andere kost, van Jaap Seidell en Jutka Halberstadt. Het is niet hun eerste boek over eten – samen zijn ze zo’n beetje het Voedingscentrum in persona. Het is wel hun eerste boek over de wisselwerking tussen de grote problemen van de wereld en onze eigen gezondheid. En hoewel Andere kost nuchter en zakelijk afsteekt bij Sitopia en Eetbare natuur, is het voor gezondheidswetenschappers Seidell en Halberstadt een opmerkelijk bevlogen en activistisch boek.

Een hartenkreet, noemen ze het zelf. Maar zonder dat ze de feiten dramatiseren. Het is al erg genoeg. Twee miljard aardbewoners hebben overgewicht of obesitas, een half miljard heeft ondergewicht. In combinatie met klimaatverandering en een pandemie als Covid-19 levert dat een ‘syndemie’ op, een synergie van pandemieën, die elkaar beïnvloeden, met complexe gevolgen. En met gemeenschappelijke oorzaken, zoals niet duurzaam geproduceerd, ongezond gemaksvoedsel dat ons dik en ziek maakt.

Amsterdam heeft 52 fastfoodrestaurants, 212 snackbars en ruim 70 wafelwinkels, als het er niet meer zijn. 70 procent van het eten in de supermarkt is ultrabewerkt. De gezondheidszorg kost Nederland 100 miljard euro per jaar, waarvan maar 650 miljoen naar het voorkómen van ziekten gaat, terwijl gezond leven een mens 13 extra gezonde levensjaren kan opleveren. Genoeg cijfers?

Ook dit boek is een pleidooi voor een ander voedselsysteem, bekeken door de lens van eten. Maar anders dan Korthals, die betoogt dat de overmatige aandacht voor gezond eten niet altijd tot goed eten leidt, stellen Seidell en Halberstadt wél scherp op de volksgezondheid.

Schooltuintje

Ze gaan in discussie met iedereen die beweert dat ingrijpen in de leefstijl van mensen betutteling is. Waarom mogen producenten van junkfood consumenten zonder restricties bespelen met reclame en lage prijzen, en zou de overheid zich dan niet met onze voedselkeuzes mogen bemoeien? ‘Iedereen heeft recht op ongezond leven, maar dat heeft wel een prijs.’

Maatregelen die veel effect hebben op de volksgezondheid kunnen weinig effect hebben op individuen, en andersom. Hippocrates zei al: kijk uit waar je gaat wonen, je omgeving bepaalt je gezondheid. De overheid zou ongezonde keuzes moeilijker moeten maken naarmate de samenleving er meer schade van ondervindt. Neem bijvoorbeeld een suikertaks op dikmakende frisdranken. Klein effect op individuen, groot effect op de volksgezondheid. Noem het libertijns paternalisme.

Ook de aarde is een patiënt die baat heeft bij een ander voedingspatroon voor haar groeiende bevolking: meer planten, minder dierlijke eiwitten. En daar komt Andere kost bij de noodzaak voor een ander soort landbouw, met minder veeteelt, al blijft de uitwerking summier. De groei van de wereldbevolking is niet het grootste probleem, veel belastender is het consumptiepatroon van het rijkere deel van de wereld.

In een groot deel van het boek doen Seidell en Halberstadt wat ze meestal doen: uitleggen hoe het ook alweer zat met melk, brood, suiker, keto, vegan et cetera. Ten slotte komen ze weer op het spoor van Steel en Korthals en gaat het over eten in de culturele en sociale context. ‘Voedsel verbindt ons als mensen onderling, maar verbindt ons ook met de natuur.’ Als dat verdwijnt, ‘verdwijnt een deel van de betekenis van ons menszijn’, met rampzalige gevolgen voor alles wat leeft. Terwijl oplossingen soms zo dichtbij zijn. Een simpel schooltuintje maakt al een wereld van verschil, weten de auteurs uit ervaring. ‘Zelfs de grootste groentehaters gaan overstag als ze hun eigen radijsjes geoogst hebben.’ Een stukje Sitopia, ter grootte van een krant.


Carolyn Steel: Wat gaan we eten? Sitopia: hoe goed eten de wereld kan redden. (Sitopia). Vert. André Haacke en Ruud van der Helm. Meulenhoff, 496 blz. € 24,99

●●●●●


Michiel Korthals: Eetbare natuur. De essentie van landbouw en voeding. Noordboek Natuur, 144 blz. € 14,90

●●●●●


Jaap Seidell en Jutka Halberstadt: Andere kost. Een pleidooi voor een gezonder en duurzamer voedselsysteem. Atlas Contact, 256 blz. € 22,99

●●●●

Een versie van
dit artikel
verscheen ook in

NRC in de ochtend
van 18 juni 2021