‘Het web is kapot, hoe kunnen we het repareren?’


17 juli 2021 – 10:02

Het wereldwijde web is kapot. De geestelijke ouders van het web hadden een idealistische insteek, maar die is overwoekerd door commerciële en politieke belangen, en de ‘move fast and break stuff’-mentaliteit. Met negatieve gevolgen voor zaken als privacy en autonomie als gevolg. Signalen hierover worden steeds sterker afgegeven door individuele voorvechters en activistische bedrijven. Maar het tij is te keren, menen zij.

Eenvoudige zoekopdrachten naar problemen met het internet als geheel maken vlot duidelijk dat het een veelkoppig monster is: bevooroordeelde algoritmen, niet kunnen ontkomen aan het gebruik van tools van dataslurpende techreuzen, commercieel gedreven (sociale) media die bepalen wat het publiek wel of niet te zien krijgt, het zelfversterkende effect van fakenieuws… de lijst is lang. En voer voor discussie. Over oppervlakkige oplossingen, van andere digitale gereedschappen gebruiken tot de nood aan diepgaande systeemveranderingen. Op beide vlakken is dan ook beweging zichtbaar. Door de ontwikkelingen van nieuwe tools – zie kaders – en het doorgronden van grotere bewegingen die tot de huidige situatie hebben geleid. Zo hebben we een paradigmaverschuiving gehad van institutionele naar corporate spaces (van offline naar online) die zo snel is gegaan dat dit niet in onze instituties ingebed en gereguleerd is door onze wetten, stelde José van Dijck, hoogleraar media en digitale samenleving aan de Universiteit Utrecht, tijdens de Public Spaces-conferentie eerder dit jaar. We moeten ons niet richten op hoe algoritmes ons internet bepalen, meent Van Dijck, maar op hoe we de institutionele waarden terugbrengen in deze publieke ruimtes.

Dicteren
Neemt niet weg dat de pijlen vrijwel altijd gericht zijn op big tech. De hoorzittingen in de Verenigde Staten zijn bekend terrein, social platformen worden met regelmaat bekritiseerd in de media en op Europees niveau wordt steeds sterker aan tegenwicht gewerkt. Toch komt het weinig voor dat problematiek klein gemaakt wordt en dichtbij gehaald wordt, zoals recent gebeurde na onderzoek naar het gebruik van software in het onderwijs. Het gebruik van Google Workspace brengt vermijdbare privacyrisico’s voor leerlingen en studenten met zich mee, was een van de conclusies na onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam en Rijksuniversiteit Groningen. Reden voor onderwijsministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob dit aan te kaarten in de Tweede Kamer.

Het sluit aan op een langer lopende discussie over grote partijen die handige software aan een branche leveren, maar daarmee ook tot in detail mee zouden kunnen kijken naar wat er allemaal gebeurt. Daar is veel waardevolle informatie uit te halen om – in dit geval – het onderwijs beter te maken, maar een kritiekpunt is dat de data eigendom van de gebruiker zou moeten blijven. Met daarnaast de zorg dat instellingen op hun eigen manier onderzoek moeten kunnen blijven doen en de vorm daarvan niet gedicteerd wordt door de software waarmee ze moeten werken. Want anders raken we de autonomie kwijt.

Knelpunten bij een omschakeling blijven de kritische massa en gebruiksgemak. Alternatieven zijn er vaak wel, maar werken veelal an sich minder handig of worden in gebruik belemmerd doordat er minder mensen gebruik van maken. Na WhatsApps aankondiging over het delen van gegevens met moederschip Facebook besloten veel gebruikers zich bijvoorbeeld aan te melden bij de alternatieve dienst Signal. Maar als veel van je contacten nog op het andere platform zitten, is het lastig om volledig afscheid te nemen.

Junkfood
Het lijkt dan ook noodzaak dat dominerende partijen hun zaken opschonen. Het Zwitserse Center of Economic Research ziet hierbij een oplossingsrichting in het laten stemmen van gebruikers. Er kan een beoordelingsgroep, bestaande uit willekeurig geselecteerde gebruikers, worden gevormd, die stemt over grote beslissingen, waarbij de resultaten openbaar zijn. Hun beslissing wordt dan samengevoegd met de beslissing van de aandeelhouders of hun afgevaardigden in de raad van bestuur om tot het definitieve besluit te komen. De beslissingen van de twee kiezersgroepen worden hierbij gewogen volgens een vooraf gedefinieerde sleutel. Aan de ene kant kan dit de houding van gebruikers ten opzichte van de techgiganten beïnvloeden. En aan de andere kant kan betrokkenheid van gebruikers helpen om de eigendomsrechten van gegevens te beschermen en ervoor te zorgen dat algoritmen de vrijheid van meningsuiting respecteren, evenals andere wenselijke eigenschappen van informatievoorziening en -verspreiding.

Er zijn meerdere varianten van dergelijke stemprocedures denkbaar. Zo vindt het stemproces bijvoorbeeld niet opeenvolgend, maar gelijktijdig plaats en leveren de twee beslissingen van de aandeelhouders en de gebruikers – passend gewogen – de uiteindelijke beslissing op. Bovendien zou bij cruciale kwesties de volledige gebruikerspool van gebruikers inspraak kunnen hebben.

Een tweede richting is een ‘gebruikersraad’. Wederom een representatieve groep gebruikers, die tot stand kan komen door willekeurige selectie of door het kiezen van vertegenwoordigers door andere gebruikers. Op een vergelijkbare manier als ondernemingsraadverkiezingen. Een vertegenwoordiging die dan die rechten krijgt, zoals consultatie-, veto- en medebeslissingsrecht over alle voor gebruikers relevante zaken. Met dergelijke rechten staat de gebruikersraad systematisch in contact met de raad van bestuur en kan er onderhandeld worden over alle aangelegenheden waarvoor de raad veto- of medebeslissingsrecht heeft. Voor beslissingen met betrekking tot het recht van gebruikers op hun eigen informatie, toegangsregels voor gebruikers en censuurregels moeten de medebeslissingsrechten doorgaans sterk zijn en vetorechten betreffen vaak bijzonder gevoelige aangelegenheden. Verder zouden enkele leden van de gebruikersraad in de raad van bestuur kunnen worden gekozen om rechtstreeks deel te nemen aan de beslissingen en te zorgen voor een systematische communicatie tussen de eigenaren en de gebruikersraad.

Gezonder
Dat techpartijen van meerdere kanten onder druk staan, is duidelijk. Voor verandering lijkt samenwerking cruciaal. Ook waar het gebruikers betreft. Gebruikers gezamenlijk blijven een kracht om rekening mee te houden, meent Nadim Kobeissi, die werkt aan een eerlijker social medium onder de naam Capsule. Hij ziet een parallel met voeding. Het gebruiken van Facebook gaat dezelfde status krijgen als iedere dag junkfood eten. Positief daaraan is dat platformen daardoor genoodzaakt zijn om zichzelf te verbeteren. Net zoals McDonald’s zijn menu’s heeft moeten verbeteren, omdat het publiek steeds meer op ze neerkijkt en er gezondere alternatieven bij zijn gekomen. Daarmee snijdt het mes aan twee kanten: de keuzemogelijkheid groeit en consumenten kunnen bij hun ‘oude’ leverancier blijven voor een gezonder product.

Make Media Great Again
Make Media Great Again (MMGA) wil de journalistieke ethiek in ere herstellen. Er is online een ratrace gaande waarbij media als eerste nieuws willen brengen dan wel vlot willen overnemen. Waardoor de kwaliteit van berichten naar beneden is gegaan, aldus de initiatiefnemers. Er is grote behoefte aan het ontwikkelen van het kritisch denken. Een eenvoudige factcheck is niet voldoende. Naast factchecking moet er ook argument-checking zijn, want hoewel de feiten misschien kloppen, kunnen ze nog steeds verkeerd gebruikt worden in argumenten. De uitspraak bijvoorbeeld dat CO2-uitstoot juist goed is van planten, ze leven ervan, is weliswaar feitelijk juist, maar de hoeveelheid CO2 die goed is, zou erin mee moeten worden genomen.

Bij MMGA plaatst een groep kritische lezers kanttekeningen bij nepnieuws of misleidende informatie. Dit op basis van een opensourceannotatieprotocol wat de onafhankelijkheid van uitgevers waarborgt. Om zo tegen de ‘publiceer eerst, check later’-trend in te gaan.

WordProof
De Nederlandse startup WordProof eindigde dit jaar als eerste in de pan-Europese wedstrijd Blockchains for social good van de Europese Commissie, wat één miljoen euro aan financiële steun opleverde. Dit vanwege het universele timestamp-ecosysteem dat de betrouwbaarheid van de inhoud op internet controleerbaar maakt. Kort gesteld: een stempel van echtheid voor de eerste publicist.

In Nederland was DPG Media de eerste die de timestamp-technologie inzette om artikelen te beschermen. Zoekmachines kunnen bij de ranking van artikelen ook rekening houden met de tijd waarop artikelen worden gepubliceerd. En in theorie de originele artikelen boven aan de zoekresultaten plaatsen in plaats van de doorplaatsingen met goede SEO-scores.

Na publicatie van een artikel wordt de gehele inhoud ervan omgezet naar een hash, een reeks cijfers en letters met een vaste lengte. De hash wordt opgeslagen in de blockchain. Het resultaat is een certificaat dat via de site kan worden aangeboden.

Verder biedt de technologie de mogelijkheid om revisies te laten ziet bij nieuwsartikelen.

Voor WordPress heeft WordProof al een plug-in, voor andere platforms is een API beschikbaar.

Fleek
Het oude web heeft veel ontwerpfouten ingebouwd in de architectuur die het risicogevoelig en kwetsbaar maken, meent de Amerikaanse start-up Fleek. Gebruikers hebben geen controle, netwerken zijn silo’s en de infrastructuur en protocollen zijn gecentraliseerd op een handvol actoren, waardoor het risico loopt op mislukking en machtsmisbruik. Om over te stappen naar een nieuw en eerlijk web moet er van de grond af opnieuw opgebouwd worden met behulp van openwebprotocollen die een gedecentraliseerde, betrouwbare en toestemmingsloze infrastructuur.

Het twee en een half jaar oude bedrijf bouwt daarom een openwebservices-interface en protocollaag om de basislaag van webservices van het nieuwe internet (opslag, hosting, facturering etc.) voor iedereen toegankelijk te maken. Waarbij parallellen te zien zijn met Cloudflare of Netlify, maar dan open.

Fleek ondersteunt momenteel meer dan elfduizend sites en apps. De meeste apps in de blockchain-variant Ethereum gebruiken Fleek voor hosting, en de vele projecten omtrent non-fungible tokens (NFT) gebruiken de systematiek voor opslag, meldt het bedrijf.

Capsule
Op het gebied van social media ligt een flinke behoefte aan eerlijker en democratischer platformen, maar komen nieuwe initiatieven moeizaam van de grond. Tekenend is echter dat Nadim Kobeissi op basis van Tweets over zijn plannen voor een eerlijker social medium, genaamd Capsule, binnen enkele weken anderhalf miljoen dollar aan startkapitaal wist op te halen.

Capsule wordt decentraal gebouwd op een open infrastructuur. Het platform moet ook advertentievrij blijven. In een recent interview vergelijkt de founder het met het businessmodel van WordPress en Gitlab, waarbij de kern van de dienst volledig transparant en open source is. Met code van hoge kwaliteit door betrokkenheid van een vaardige community van enthousiastelingen.

Wat anders moet verlopen, is bijvoorbeeld het organiseren van content. Kobeissi wijst erop dat Twitter voorheen content chronologisch liet zien, maar tegenwoordig een ondoorzichtig algoritme gebruikt. Bij Capsule moet dit voorkomen worden door gebruikers de keuze te geven in hoe het gepresenteerd wordt. Bijvoorbeeld via zelfgekozen categorieën of op basis van populariteit. Los van de keuzeopties moet elk algoritme objectief verifieerbaar zijn.

Daarbij mag de contentmoderatie niet centraal worden belegd, meent Kobeissi. Hij ziet heil in een opzet die vergelijkbaar is met de originele opzet van het internet: of content geüpload kan worden, moet een discussie zijn tussen de gebruiker en de internethost die hij gebruikt, niet het social platform zelf. De gebruiker kiest zelf zijn hostingprovider. Daarbij moeten de hosts dan wel de nodige tools krijgen om hiermee om te gaan – die Capsule ze wil gaan leveren.

* Dit artikel verscheen eerder in het juninummer van Emerce magazine (#184).