‘Etnische politiek is bron van corruptie’, weet de Surinaamse oud-minister André Haakmat

‘Etnische politiek is bron van corruptie’, weet de Surinaamse oud-minister André Haakmat

Een worsteling was het, zegt André Haakmat. Maar nu ligt het er: zijn proefschrift. En hij is niet ontevreden. „Het heeft lang gerijpt”, vertelt de jurist en Surinaamse oud-minister terwijl hij zijn thee roert, in een lunchroom in Amsterdam-West. „Maar ik moet nog zien dat over dertig jaar iemand iets zinnigers weet te zeggen over dit onderwerp.”

Naast zijn praktijk als advocaat („Mijn toga heb ik pas in januari aan de wilgen gehangen”) schreef de 83-jarige Haakmat een lijvig proefschrift over de geschiedenis en aard van corruptie in zijn geboorteland Suriname. Donderdag verdedigt hij het aan de Open Universiteit in Heerlen.

André Haakmat (1939) studeerde orthopedagogiek, economie en rechten. Toen de militairen in 1980 de macht grepen in Suriname werkte hij als onderwijsinspecteur in Amsterdam. Haakmat werd vicepremier in de tweede regering-Chin A Sen (1980-1982) en kreeg een aantal zware ministerposten.

Nadat hij in ongenade was gevallen week hij uit naar Nederland, waar hij deelnam aan het verzet tegen het militaire regime. Haakmat werkte lange tijd in Amsterdam als advocaat. Hij schreef onder meer zijn politieke mémoires De revolutie uitgegleden (1987) en Herinneringen aan de toekomst van Suriname (1996).

In Corruptie en corruptiebestrijding in Suriname wijst Haakmat de verdeling van grond en banen aan als klassieke vormen van corruptie in het land, aangejaagd door een politiek systeem dat langs etnische lijnen is georganiseerd. Sinds de jaren tachtig is daar de verwoestende invloed van drugshandel bij gekomen. Ook bespreekt hij de rol van internationale verdragen waarbij Suriname partij is en licht hij kritisch de recente Anticorruptiewet door.

U heeft een lange loopbaan achter de rug. Waarom wilde u nog promoveren?

„Toen ik in de jaren tachtig in Suriname werkte aan nieuwe decreten tegen corruptie, wist ik al: dit wordt mijn proefschrift. Ik had een hoogleraar die zei: met doctorandus ben je nog niet klaar, die titel is bedoeld voor iemand die nog doctor moet worden. Dat betekent het!”

Wat was uw eigen eerste ervaring met corruptie?

„Toen ik geen beurs kreeg om in Nederland te gaan studeren. Mijn aanvraag werd geweigerd om politieke redenen. Ik was actief in de nationalistische beweging en toenmalig premier Pengel, die een dictator aan het worden was, zag die als een bedreiging. Ik kwam van de Algemene Middelbare School, de AMS. Die was opgezet als een school voor de kinderen van uitgezonden Nederlanders. Wij zaten in een groep van dertig met drie ‘landskinderen’, zoals we werden genoemd. Ik ben naar Nederland vertrokken, maar ik heb altijd gestudeerd én gewerkt, om het te betalen.”

In hoeverre draagt Nederland schuld aan de situatie in Suriname?

„Je moet het zien als een historisch proces, in verschillende fasen. Al onder de Engelsen, die Suriname eerst in bezit hadden, bestond corruptie. In de slaventijd ontstond het gebruik van tjoekoe, smeergeld dat plantagehouders betaalden om weggelopen slaven die waren gevangen met voorrang te laten bestraffen, zodat ze weer snel aan het werk konden op de plantage. Dan gaf je ‘iets lekkers’, geld dus. Tot op heden bestaat dat in Suriname, bij allerlei administratieve handelingen. Dus dat is het aandeel van Nederland. Je kunt het alledaagse corruptie noemen: klein, maar ingeburgerd. De huidige president Santokhi klaagde eens dat in Suriname niks lukt zonder tjoekoe. Zulk smeergeld is natuurlijk wel een wereldwijd verschijnsel, je ziet het overal.”

Wanneer begon de grote corruptie?

„Eigenlijk vanaf het Statuut voor het Koninkrijk van 1954, toen Suriname als rijksdeel autonomie kreeg over binnenlandse aangelegenheden. De blanke ambtenaren verlieten het land massaal. Al die posten kwamen ineens vrij. En de regering kreeg zeggenschap over de uitgifte van grond. Dat is mijn morfologie van de corruptie in Suriname: het zit bij de overheid, het gaat om de verdeling van grond en om benoemingen. Een landhervorming zoals andere landen in de regio doorvoerden, kwam er in Suriname niet, wat de mogelijkheid opende voor een elite om zich te verrijken. Daar kwam de nieuwe politieke orde bij.

„Koningin Wilhelmina had gezegd: de hele Surinaamse bevolking moet worden gerepresenteerd. Dat was het begin van de etnische politiek. Elke groep – Javanen, Hindostanen, creolen – kreeg eigen partijen, die de eigen achterban gingen bedienen met grond en banen. Zolang de politiek etnisch blijft, zal dat niet verdwijnen. Het is geen toeval dat de coup in 1980 van de militairen kwam. Het leger was niet etnisch, iedereen moest dienstplicht vervullen.”

Hun drijfveer was dat ze een eigen vakbond wilden.

„Ja, dat was de kern. Later hebben ze bestrijding van corruptie erbij genomen, toen ze merkten hoe populair dat was bij de bevolking.” Lachend: „Want ja, een coup plegen om een vakbond, dat spreekt niet zo tot de verbeelding, hè?”

U werd minister van Justitie, onder meer om te werken aan wetgeving en bestraffing van corruptie.

„Toen ik van de coup hoorde, was ik in Nederland onderwijsinspecteur. Ik was op een school, het schoolhoofd vertelde het me. Ik dacht dat het een truc was om me af te leiden, wat ze vaker deden met inspecteurs. Via de radio in zijn kantoor hoorde ik het nieuws. Ik kon het niet geloven.”

Haakmat had goede contacten met vakbondsleider Cyrill Daal, die hem al eens had gevraagd voor advies naar Suriname te komen. Later werd hij gebeld door zijn oude vriend, de arts Henk Chin A Sen die premier werd, met het verzoek toe te treden tot zijn regering. „Hij zei: we moeten nu iets doen of voorgoed zwijgen. Toen ben ik gegaan. We hadden lang geleden toen we in Nederland studeerden al eens in de Bijlmer gefilosofeerd over de toekomst van het land. Toen waren we bijzonder pessimistisch. Nu zagen we een kans.”

Het duurde niet lang. Haakmat werd vicepremier en een soort ‘superminister’ in de tweede regering-Chin A Sen (hij kreeg de departementen Buitenlandse Zaken, Justitie en Leger en politie), maar viel door zijn sterke positie in ongenade bij de premier en de militairen. Kort voor de Decembermoorden van 1982, nadat zijn woning was beschoten, week hij uit naar Nederland, waar hij actief werd in het verzet tegen de militaire dictatuur.

Toen kwam de drugshandel, een nieuwe escalatie in de corruptie.

„Toen Nederland na de Decembermoorden de ontwikkelingshulp bevroor – en hun suppletie, de aanvulling op hun salaris – zat het militair bewind in één keer zonder geld. Maar in Colombia had iemand zijn oog al laten vallen op Suriname. Hij moest zijn drugs kwijt en zij hadden geld nodig. Nou, vergeleken bij wat ze toen konden krijgen was die suppletie uit Holland natuurlijk chicken feed.”

Is Suriname een narcostaat?

„Dat lijdt geen twijfel. Het is een groot land met een kleine bevolking, een zeer geschikte doorvoerhaven. De bendes zijn steeds hechter geworden. Ze gebruiken tientallen kleine vliegtuigjes.” Lachend: „Er is zelfs een soort duikboot aangetroffen die was bedoeld voor drugssmokkel.”

U noemt de pers „onmisbaar” in de strijd tegen corruptie. Hoe komt het dat Surinaamse media, vakbonden en rechterlijke macht niet door corruptie zijn aangetast?


Lees ook deze reportgae: Suriname is nepotisme en crisis moe

„Het Surinaamse vakbondswezen is nooit etnisch geweest. Er zijn geen Javaanse of Hindostaanse vakbonden. Onafhankelijke media zoals De Vrije Stem of De West, die onder de dictatuur offers hebben gebracht, getuigden van echte courage civil. En de rechtspraak heeft zich herpakt. Al deze partijen kunnen een rol spelen in de bestrijding van corruptie.”

Ook president Santokhi en vicepresident Brunswijk liggen onder vuur. Santokhi benoemde zijn vrouw tot kabinetschef, Brunswijk gaf familieleden belangrijke posten. Hoe kijkt u daartegen aan?

„Toen er werd geprotesteerd was de reactie van Santokhi dat hij betrouwbare personen moest hebben en die van Brunswijk dat zijn familie toch ook moest eten. Toen al sprak men van een regering van family and friends. Beiden hebben na de protesten beloofd enkele benoemingen te zullen terugdraaien, maar daar wordt weinig geloof aan gehecht. Kortom, dit is gewoon het spel dat een gevolg is van het etnische partijsysteem: zodra je aan de macht komt vrienden en familie van je eigen groep belonen, ook al heb je tijdens de verkiezingen beloofd corruptie met wortel en tak te zullen uitroeien.”

Is er een weg terug?

„Er gebeurt wel iets, er worden arrestaties verricht, drugs in beslag genomen. Maar alleen kan Suriname de strijd tegen de drugsmaffia onmogelijk winnen. Er moet internationale samenwerking komen, ook technische, met politie en justitie, om te beginnen met Nederland. De Surinaamse grondwet verbiedt uitlevering, dus dat moet je aanpassen óf je moet zelf gaan straffen. Maar het belangrijkste is dat Suriname afscheid neemt van de etnische politiek. De NDP van Bouterse was de eerste die multi-etnisch probeerde te worden, de Hindostaanse VHP gaat nu ook die kant op. De bevolking groeit naar elkaar toe, je ziet het aan de jeugd. Dat is hoopvol.”

En Bouterse?

„Het recht moet zijn loop hebben. In Argentinië zijn militairen na de dictatuur gearresteerd en opgesloten, ongeacht hun leeftijd. Niets is zo funest voor een samenleving als onrecht onbestraft laten.”

Een versie van
dit artikel
verscheen ook in

de krant
van 28 september 2022